Recensie van T.A.C. Reydon Species as Units of Generalization in Biological Science (2005)

Arno Wouters

Algemeen Nederlands Tijdschrift voor Wijsbegeerte 97(4): 311-313 (2005)


THOMAS A.C. REYDON, Species as Units of Generalization in Biological Science: A Philosophical Analysis. Dissertation, University of Leiden, 2005, 153 pp. (gratis verkrijgbaar bij de auteur).

Biologen worstelen al meer dan twee en een halve eeuw met het begrip species. Vormen de ruim 250 soorten paardebloemen in Nederland echt verschillende species? En moeten de drie species Dactylorhiza (“orchis”) die de Flora van Nederland onderscheidt eigenlijk niet in tienen gesplitst worden? Men kan aannemen dat in een dergelijk debat conceptuele kwesties een belangrijke rol spelen. Voer voor filosofen dus. Inderdaad mengen zich de laatste 40 jaar steeds meer filosofen in dit debat. Ondanks het vele werk dat verricht wordt, lijkt een oplossing echter niet dichterbij te komen. Er zijn ondertussen een paar dozijn definities van het speciesbegrip in omloop.

Thomas Reydon, afgestudeerd in de wetenschapsfilosofie en in de fysica, promoveerde in juni 2005 op een proefschrift over deze moeilijke kwestie. Hij was tijdens zijn promotieonderzoek werkzaam bij de inmiddels opgeheven philosophy of the life sciences groep van het Instituut Biologie van de Universiteit Leiden.

Reydon doet in zijn dissertatie een stapje achteruit en vraagt zich, ten eerste, af wat het speciesprobleem zo weerbarstig maakt. Volgens hem komt dit vooral omdat te weinig onderkend wordt dat speciestermen, zoals Bellis perennis (in het Nederlands madeliefje geheten), verschillende rollen vervullen in de praktijk van de biologie. Species fungeren (a) als eenheden van classificatie, (b) als eenheden van generalisatie en (c) als eenheden van evolutionaire verandering. Het is de vraag of deze drie verschillende rollen door een en dezelfde ontologische entiteit vervuld kunnen worden. Reydon gaat vervolgens na naar wat voor soort ontologische entiteiten de verschillende speciesbegrippen in de literatuur verwijzen. Hij komt tot de conclusie dat dit er vier zijn: (1) groepen van organismen die als een geheel het evolutieproces ondergaan, (2) segmenten van de stamboom van het leven, (3) soorten (kinds) van organismen en (4) soorten van groepen organismen die een evolutionaire eenheid ad. (1) vormen.

Een volgende vraag is natuurlijk welke entiteit welke van de eerder genoemde rollen kan vervullen (merk op dat er hier twaalf combinaties mogelijk zijn!). Reydons promotor, prof. Diedel Kornet, is dit project ooit begonnen en heeft zich vooral gericht op de vraag welk soort segmenten van de stamboom van het leven als eenheden van classificatie kunnen fungeren. Het door haar ontworpen Composite Species Concept is geknipt voor deze rol. Reydon richt zich op de generaliserende rol en komt, tot zijn eigen verassing, tot de conclusie dat het Composite Species Concept ook de rol van generalisatie kan vervullen.

Volgens de klassieke opvatting (ontwikkeld door Kripke en Putnam) hebben generalisaties in de wetenschap betrekking op natural kinds (natuurlijke soorten): soorten van objecten waarvan de eigenschappen overeenkomen dankzij het feit dat deze eigenschappen gebaseerd zijn op een overeenkomstige essentie. De essentie van een kind wordt doorgaans gezien als de samenstelling op microniveau; de essentie van een atoomsoort is bijvoorbeeld de combinatie van protonen, neutronen en elektronen. Kripke en Putnam zien de genetische samenstelling van een organisme als de essentie van organismesoorten. Biologen verwerpen dit idee omdat zij menen dat de genetische variatie binnen species en de genetische overeenkomsten tussen species te groot zouden zijn om van essenties te kunnen spreken.

Reydon betoogt (in discussie met Boyd, Griffiths en Millikan) dat essenties eerder als causale mechanismen dan als microstructuren gezien moeten worden en schept daarmee ruimte voor een nieuwe discussie over de vraag of boomsegmenten tevens als kinds geconceptualiseerd kunnen worden. Bovendien zijn natural kinds volgens hem niet de enige soorten waarover in de wetenschap gegeneraliseerd wordt. Hij onderscheidt twee typen soorten die als basis voor generalisaties kunnen fungeren: causal kinds en historical kinds (natuurlijke soorten vormen een subtype binnen de causale soorten). In het geval van historische soorten berusten de generalisaties op een gemeenschappelijke afstamming. Van afstamming is sprake als de objecten gegenereerd worden door een mechanisme dat ervoor zorgt dat de nieuw gegenereerde objecten op de oude lijken. Niet iedere groepering van objecten op basis van een gemeenschappelijke afstamming kan echter als een historische soort gelden: na een aantal kopieerstappen zijn de afstammelingen van de gemeenschappelijke voorouder onderling zo verschillend dat ze niet meer tot dezelfde soort gerekend kunnen worden. De kunst is nu om de stamboom zo in species te verdelen dat deze een kind vormen waarover generalisaties mogelijk zijn. Reydon betoogt dat het Composite Species Concept, in tegenstelling tot veel andere conceptualisaties van species als boomsegmenten, aan dit criterium voldoet.

Dit proefschrift toont aan hoe vruchtbaar de wisselwerking tussen wetenschapsfilosofie en het grondslagenonderzoek kan zijn. Zoals hierboven beschreven gebruikt Reydon enerzijds wetenschapsfilosofische inzichten en vaardigheden voor het verhelderen van het speciesbegrip in de biologie, terwijl hij anderzijds het wetenschapsfilosofisch debat over de aard van generalisaties, de aard van soorten en de wetenschappelijke status van de biologie verrijkt op basis van een studie van de wijze waarop speciesbegrippen in de biologie fungeren.

Het proefschrift heeft een structuur die ongebruikelijk is voor filosofische proefschriften. Het bestaat uit vijf (deels gepubliceerde) artikelen die zijn aangevuld met een introductie en een Nederlandse samenvatting. Elk van de artikelen maakt een welomschreven punt en door de plaatsing in een kader ontstaat een geheel dat meer is dan de som van de delen. Een verademing na al die dikke proefschriften waarin het eigen werk van de promovendus verdrinkt in uitgebreide becommentarieerde samenvattingen van gevestigde opvattingen!

Het omvattende project is duidelijk niet voltooid met het verschijnen van dit proefschrift. Van de twaalf mogelijke combinaties van een rol met een ontologische entiteit liggen er nog tien te wachten. Ook de consequenties van het inzicht dat een bepaald type boomsegmenten als kinds kunnen fungeren, verdienen nader onderzoek. Wat is de relatie tussen speciesdefinities die species als een soort van organismen definiëren en species als boomsegmenten die als historische soorten gebruikt kunnen worden? Zien de eerste definities species als een causale soort? Maakt Reydons ontdekking dit soort speciesbegrippen overbodig? Een andere vraag betreft de samenhang tussen de verschillende speciesbegrippen: hoe komt het dat de species die systematici onderscheiden (volgens Reydon op basis van de opvatting dat een species een soort van organismen is) op enkele uitzonderingen na, bruikbaar zijn in allerlei contexten waarin een ander speciesbegrip gehanteerd lijkt te worden? Ten slotte kan de vraag of de 250 paardebloemen die ik in het begin noemde één Composite Species vormen bij de huidige stand van onderzoek nog niet beantwoord worden. Daarvoor is een betere operationalisering van dat begrip nodig. Kortom, met de opheffing van de philosophy of the life sciences groep is een vruchtbaar onderzoeksprogramma gesneuveld.


Made with Macintosh
This page was made by Arno Wouters.
E-mail: mail him
Last Updated: 19-Sep-07.